De afgelopen jaren is digitaal toetsen de norm geworden. Toetsen worden ontwikkeld in een vragenbank, afgenomen via beveiligde omgevingen en automatisch geanalyseerd. Dat heeft de kwaliteit en efficiëntie van toetsing enorm verbeterd.
Toch is de werkelijkheid in het onderwijs altijd veelzijdiger dan één systeem. Niet elke student werkt prettig achter een scherm. Niet elke instelling beschikt over voldoende computers. En soms is papier simpelweg praktischer — bijvoorbeeld bij technische storingen of in gebouwen waar de infrastructuur te beperkt is.
Daarom vind ik het belangrijk om toetsing niet te zien als een keuze tussen digitaal of papier, maar als een continuüm waarin kwaliteit en flexibiliteit hand in hand gaan.

De vorm verandert, het proces blijft hetzelfde
Wat veel mensen niet weten, is dat bij een papieren toets eigenlijk hetzelfde ontwikkelproces plaatsvindt als bij een digitale afname. Natuurlijk biedt digitaal toetsen meer mogelijkheden — denk aan interactieve vraagvormen, video’s of geluidsfragmenten die je niet zomaar naar papier kunt vertalen. Toch blijven de stappen in de voorbereiding identiek.
De vragen worden ontwikkeld in dezelfde vragenbank, met dezelfde kwaliteitsborging, workflows en beoordelingsmodellen. Ook het samenstellen van de toets verloopt op dezelfde manier — inclusief dynamische toetsen, waarbij vragen of antwoordopties willekeurig kunnen worden gehusseld om varianten te creëren.
Het enige verschil zit in de afnamevorm. In plaats van een online toetsmoment te plannen, genereer je een papieren variant. Daarmee kun je zelfs meerdere versies maken van dezelfde toets, zodat elke student een unieke, maar gelijkwaardige set vragen krijgt.
Slim papier: personalisatie en herkenning
Ook op papier kun je professionaliteit en precisie behouden. Een papieren afname begint met een antwoordblad dat exact is afgestemd op de inhoud van de toets. Dat betekent dat het geen generiek invulformulier is, maar een blad dat één-op-één aansluit bij de toetsconstructie.
Heeft een toets 25 vragen, dan bevat het antwoordblad precies 25 antwoordvelden. En als een vraag drie antwoordopties heeft, dan verschijnen er ook precies drie vakjes op het blad. Zo sluit elk onderdeel van de papieren afname naadloos aan op de digitale opzet van de toets.
Het antwoordblad kan bovendien gepersonaliseerd worden, zodat de naam van de student er al op staat — niemand hoeft die meer handmatig in te vullen.
Na afloop wordt het antwoordblad ingescand. Vanaf dat moment gedraagt de toets zich weer alsof hij digitaal is afgenomen. Antwoorden worden automatisch herkend, cijfers berekend, en het systeem biedt dezelfde mogelijkheden als bij een online afname: digitale inzage, het aanpassen van antwoordmodellen, en inzicht in analyses en statistieken.
Zo ontstaat een hybride systeem waarin papier en digitaal elkaar niet uitsluiten, maar aanvullen.
Data als gemeenschappelijke taal
Wat ik waardevol vind aan deze werkwijze, is dat de data niet verloren gaan. Ook de resultaten van papieren afnames worden verwerkt in dezelfde dataset als de digitale toetsen. Daardoor kunnen instellingen analyses uitvoeren, trends volgen en de kwaliteit van hun vragenbank blijven verbeteren.
De vorm van afname verandert dus niets aan de mogelijkheid om toetskwaliteit te borgen en verder te ontwikkelen. In die zin is print & scan niet alleen een praktische oplossing, maar ook een manier om de continuïteit van data en kwaliteitszorg te garanderen.
Waar flexibiliteit écht het verschil maakt
Print & scan biedt ruimte in situaties waarin een standaard digitale afname niet haalbaar of wenselijk is. Zo kan het bijvoorbeeld worden ingezet voor studenten met medische of functionele beperkingen, die baat hebben bij een rustige, papieren omgeving waarin ze op hun eigen tempo kunnen werken. Voor hen biedt papier vaak meer overzicht en minder prikkels dan een scherm.
Ook bij onderwijsinstellingen waar niet voldoende computers of digitale infrastructuur beschikbaar zijn, kan print & scan uitkomst bieden. Denk aan situaties waarin er meer studenten zijn dan beschikbare werkplekken, of wanneer een instelling meerdere locaties heeft die niet allemaal digitaal uitgerust zijn. In die gevallen blijft de logistiek van toetsafnames beheersbaar, zonder dat er concessies worden gedaan aan kwaliteit of borging.
Daarnaast biedt print & scan een betrouwbare oplossing op momenten van technische problemen of netwerkstoringen. Als een digitale afname onverwacht niet doorgaat, kan dezelfde toets alsnog veilig en gecontroleerd op papier worden afgenomen. De resultaten kunnen vervolgens digitaal worden verwerkt, zodat het proces niet stilvalt en de continuïteit van examinering gewaarborgd blijft.
Tot slot kan print & scan een waardevol hulpmiddel zijn bij de geleidelijke overgang van papier naar digitaal. In die overgangsfase is het niet ongewoon dat bepaalde vraagtypen beter werken in de ene vorm dan in de andere.
Sommige vragen laten zich bijvoorbeeld gemakkelijker beantwoorden op papier — zoals opdrachten waarbij studenten moeten tekenen of aantekeningen maken. Andere vraagtypen, zoals interactieve of audiovisuele opdrachten, komen juist beter tot hun recht in een digitale omgeving.
Door beide vormen tijdelijk naast elkaar te gebruiken, kunnen instellingen die verschillen in gebruiksgemak, prestaties en betrouwbaarheid goed analyseren. Die inzichten helpen om gefaseerd te bepalen welke vraagvormen en afnamewijzen het beste aansluiten bij hun onderwijspraktijk. Zo ontstaat een zorgvuldig onderbouwde overgang, gebaseerd op data, ervaring en het perspectief van studenten én docenten.
Toetsing die zich aanpast aan de werkelijkheid
Examineren is nooit zwart-wit. Het draait niet om de vraag of je digitaal of op papier toetst, maar om de betrouwbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van het proces. Wanneer instellingen de vrijheid hebben om te kiezen wat past bij hun context, zonder concessies te doen aan kwaliteit of inzicht, ontstaat toetsing die toekomstbestendig is.
En dat is voor mij waar het uiteindelijk om gaat: toetsing die zich aanpast aan de werkelijkheid van het onderwijs — niet andersom.